Een week geleden stond Roden weer in het teken van de Rodermarkt. Iedere vierde dinsdag van september staat rood omcirkeld in de agenda van de plaatselijke bevolking.
“Ik wil niet op de foto.”
“Ik maak geen foto’s.”
“Dat is toch een camera, of niet soms?”
“Ja.”
“Dan maak je dus foto’s. Ik wil er niet op.”
Het was soms lastig om gesprekken met het ‘peerdevolk’ op gang te brengen in de vroege ochtend. Dat kon ook aan het weer hebben gelegen, want de start van de Rodermarkt (en ook het vervolg trouwens) was niet bepaald droog te noemen.
De paardenmarkt – enerzijds bedoeld voor serieuze handel, anderzijds domweg folklore – begon net als andere jaren vroeg. Om half vijf zaten de eerste handelaren in café ’t Olle Posthoes, iets na zessen stonden de meeste paarden uitgestald door het Roner centrum. Bij het betreden van ’t Olle Posthoes – zo tegen de klok van half 7 – werden de eerste glazen bier al getapt. Heel blij was men niet met de komst van een camera in het café en het veelal rokende publiek keek enigszins wantrouwend mijn kant op.
Op straat klaagden de handelaren openlijk over het slechte weer. Toch was de aanvoer van paarden goed te noemen en was er al vroeg handel. Dat stemde tot tevredenheid, ook bij de verkoper van hamburgers naast ’t Olle Posthoes. Hij bood me een kop koffie aan, maar toen ik die later kwam ophalen kreeg ik met zijn collega’s van doen. Koffie kon ik in het café halen, zij verkochten alleen maar hamburgers. Daar vond ik het op dat moment – kwart over 7 ’s ochtends – nog niet iets te vroeg voor. Het personeel zelf had allemaal al een hamburger op.
Tussen de buien door filmde en interviewde ik, al bleven de handelaren niet happig op een praatje. Zéker niet voor tv. “Ik wil er niet op, ik word gezocht” moet zo ongeveer de meest voorkomende grap die ochtend zijn geweest.
Onder de partytent van Onder de Linden dronken de leden van Volksvermaken Roden (organisator) koffie. Het journaille kreeg er ook een aangeboden en hoorde de klachten over de regen aan. “Maar goed, als je dan ziet hoeveel paarden en mensen er nog op de been zijn, hebben we niets te klagen”, concludeerde Albertus Lieffering.
Albert ‘Flap’ Ananias (eigenaar van ’t Olle Posthoes) schuilde eveneens onder de partytent en gaf in niet mis te verstane bewoording zijn mening over de gemeente Noordenveld. Kort samengevat: er deugt niets van. Hoe het precies kwam weet ik niet, maar opeens liep ik achter Flap aan richting zijn huis. We liepen langs de hamburgertent waar ik geen koffie kreeg naar zijn achtertuin. Flap woont mooi en heeft zowat alles zelf aangepakt. Opeens bevond ik mij in een schuur vol ijzerwaren en wees Flap op lege tanks. “Lachgastanks. Afgepakt van jonge jongens die achter op een bankje met ballonnen in de weer zijn. Als ze een grote bek geven, geef ik er een terug.”
Flap maakt zich zorgen over het gebruik van lachgas en andere drugs. “En ieder jaar wordt het bier steeds duurder. Daarom kunnen ze met de Rodermarkt hier nog terecht voor 12 bier tegen 20 euro. Anders is het ja niet te betalen.”
Een dag later was het paardenrennen in Roden. De kortebaandraverijen, waarbij je in kan zetten op de winnaar van het spektakel. Ik hees vier vrienden uit Norg en omstreken in de auto van m’n vriendin en reed die kant op. Nog voor we ook maar één paard hadden gezien, had mijn gezelschap al drie bier op. Het hoge pilstempo werd de gehele dag gehandhaafd.
Langs de route trof ik vele (vage) bekenden. De vraag of ik over het ‘peerdjerennen’ zou gaan schrijven, liet ik veelal onbeantwoord. Een vrouw klampte me aan en drukte me op de borst ‘geen lullige stukjes’ meer te schrijven. Zeker niet over de Rodermarkt. Ik beloofde mijn best te gaan doen en verontschuldigde mij, want ik moest nog informatieboekjes halen voor mijn Norger vrienden die beslist de biertafel niet wilden verlaten. “Anders pakken ze hem af”. Wie ‘ze’ waren, bleef de hele middag voor mij een raadsel.
Eenmaal terug hoorde ik mijn vrienden over paarden oreren alsof ze wekelijks naar wedstrijden gingen en in de stal waren opgegroeid. Ze stroomden zo over van kennis, dat ik mij afvroeg waarom ik die boekjes was gaan halen. Ik had hier duidelijk al met kenners van doen. Geen van de kenners zou overigens met winst naar huis gaan.
De middag verliep droog en dat was maar goed ook, liet ik mij vertellen. “Als het regent wordt het één grote teringbende met die paarden”, vertrouwde een Volksvermaker mij toe. De grootste winst bij het peerdjerennen was ongetwijfeld voor de friettent langs de kant en de plaatselijke ondernemer. De paardensport is bij uitstek een hobby waarbij gedronken kan worden.
’s Avonds begaven we ons in een volgepakte Roner kroeg om nog een stuk van de laatste avond van de Rodermarktfeestweek mee te krijgen. Een wildvreemde man kwam binnen met een tas vol oliebollen en deelde ze aan ons uit. Ze waren nog warm en gleden er goed in.
Hoogte- en dieptepunt ineen was de frikandel die uit het niets vanuit de deuropening door de stampvolle kroeg vloog. Hij belandde op de wang van mijn gesprekspartner, wiens jas en gezicht daardoor onder de mayonaise zaten.
Probeer daar maar eens géén lullig stukje over te schrijven.