De ransuil heeft het zwaar. Er zijn er steeds minder van en dat komt onder meer door een gebrek aan nesten. Om de vogel een handje te helpen is Landschapsbeheer Groningen een actie begonnen om nesten te plaatsen. Maar liefst tweehonderd Groningers hebben hun medewerking toegezegd.
Zestig van hen krijgen een nest in hun tuin. Donderdag werden de eerste nesten geplaatst in het Westerkwartier.
Arend van der Meulen uit Marum hoefde niet lang na te denken toen hij de oproep van Landschapsbeheer zag. ‘Ik ben natuurliefhebber en ik vind de ransuil een prachtige vogel. Ik heb een grote tuin met veel hoge bomen, dus hier is plek zat voor zo’n nest. Ik heb me meteen aangemeld.’
Irene Lantman van Landschapsbeheer is projectmedewerker. Ze was aangenaam verrast over het aantal aanmeldingen. ‘Het was overweldigend, zoveel mensen die willen meedoen. We hebben moeten kiezen, want niet elke tuin is geschikt. We zoeken bijvoorbeeld tuinen die in een rustige omgeving liggen, dus niet in een drukke woonwijk. En er moet voldoende voedsel in de omgeving te vinden zijn. De tuin van Van der Meulen ligt een beetje afgelegen en is wat dat betreft ideaal.’

Een medewerker van Landschapsbeheer klimt met professioneel klimgereedschap tot een hoog van vijftien meter in de boom om het nest te plaatsen. Dat nest is een rieten mand die is ingesmeerd met tegellijm waarna er turfmolm in wordt gelegd. Tussen de zes en vijftien meter hoog is de beste hoogte volgens Lantman. ‘Ze moeten een vrije aanvliegroute hebben, dus hangen we ze zo hoog mogelijk op.’

De ransuil is wat het bouwen van nesten betreft een beetje een luie vogel. In plaats van er zelf eentje te maken, kiest hij bijvoorbeeld verlaten nesten van kraaien of eksters uit om zijn eieren in te leggen. Maar omdat die vogels ook wel eens worden verjaagd wordt het voor de ransuil steeds lastiger om een broedplaats te vinden. De manden van Landschapsbeheer moeten ze een beetje helpen.
De nesten worden opgehangen in Westerkwartier, Oldambt en Westerwolde. Lantman: ‘We vragen de mensen om het nest in de gaten te houden en zodra ze activiteit zien dat aan ons te melden. Als er inderdaad jongen worden geboren dan gaan we die ringen.’
Arend van der Meulen kan niet wachten tot de eerste ransuil zich vestigt in zijn tuin. ‘Ze hebben iets mystieks en dat vind ik mooi. En hé, ik ben met uilen opgegroeid, Meneer de Uil uit de Fabeltjeskrant wel te verstaan, maar toch.’