De motorische vaardigheden van kinderen in het Westerkwartier zijn tijdens de coronacrisis dramatisch afgenomen. Dat blijkt uit onderzoek onder 700 kinderen uitgevoerd door De School in Beweging, een project dat draait in het basisonderwijs van de gemeente.
Motorische vaardigheden zijn snelheid, kracht, lenigheid, coördinatie en uithoudingsvermogen.
Leerlingen van vier en vijf jaar hadden op motorisch vlak weinig last van de lockdowns, maar bij oudere kinderen op de basisschool is een flinke daling te zien. Bij die groep lopen de motorische vaardigheden van het merendeel minimaal één jaar achter bij de leeftijdsverwachting.
‘Niet verwacht dat het zo erg zou zijn’
‘Na corona zie je dat we zijn teruggevallen. Dat halen we heus wel weer in, maar we hadden niet verwacht dat het zo erg zou zijn’, zegt projectleider Astrid Witte.
De School in Beweging is een project dat in 2012 startte in de voormalige gemeente Grootegast. Doel is om kinderen meer te laten bewegen op de basisschool.
Resultaten voor corona ‘erg positief’
De gemeente Westerkwartier zet in op de ontwikkeling van motorische vaardigheden van kinderen, omdat het zou bijdragen aan hun fysieke en mentale gezondheid. Door meer te bewegen in het basisonderwijs, bereikt de gemeente álle kinderen, is het idee.
Om de resultaten in kaart te brengen, worden de motorische vaardigheden jaarlijks getest. Inmiddels heeft een kwart van de scholen in het Westerkwartier meegedaan aan het programma en draait het project op drie kinderopvanglocaties.
De gemeente heeft 100.000 euro beschikbaar gesteld voor De School in Beweging. Een woordvoerder noemt de resultaten tot de start van de coronacrisis ‘erg positief’. Het Westerkwartier hoopt dat het programma kinderen nu helpt de opgelopen achterstand te verkleinen, of weg te werken.
Meer pauzes
Als een school zich aanmeldt voor het project, worden de motorische vaardigheden van de leerlingen in kaart gebracht. Op basis daarvan maken de school en medewerkers van het programma een plan. Hoe dat eruitziet, hangt af van de resultaten en de wensen van de school.
‘Dat kan een aanpassing op het schoolplein zijn, maar ook in de klas. Met bewegend leren bijvoorbeeld’, zegt projectleider Witte.
De Remmelt Booyschool in Doezum stapte als eerste in het project. Leerlingen gaan daar nu vaker naar buiten in extra pauzes en bewegen meer in het klaslokaal tussen de lessen door.
De school doet niet alleen mee aan het project om de motorische vaardigheden te verbeteren. Volgens directeur Marleen Miedema moeten kinderen er soms even uit om de stof tot zich te nemen.
‘Bewegen draagt bij aan focus’
‘Een kind kan niet vijf uren stilzitten. Als je iets nieuws leert, moet je dat altijd verwerken door iets anders te doen. Bijvoorbeeld door te bewegen, of creatief bezig te zijn’, aldus Miedema.
Docent Kirsten de Vries van groep 7/8 beaamt dat die werkwijze helpt. ‘Kinderen kunnen in de extra pauzes hun energie kwijt en gaan daarna weer doelgericht verder. Op andere scholen waar ik heb gewerkt, merk je dat het een lang stuk kan zijn van pauze naar pauze. Bewegen tussendoor draagt bij aan de focus.’