Den Haag – Wie draait op voor de opruimkosten na de grote brand bij Swieringa Kunststof BV in Marum in 2020? Over die vraag boog de Raad van State zich maandag in Den Haag. Waterschap Noorderzijlvest eist bijna een half miljoen euro van het bedrijf, dat de rekening echter niet wil betalen.
Tijdens de brand, die op 9 maart 2020 aan de Factorij woedde, belandden gesmolten plastic en vervuild bluswater in een naastgelegen sloot. Het waterschap stelt dat Swieringa verantwoordelijk is voor de vervuiling, omdat de stoffen uit de fabriek afkomstig waren. “Als bedrijven in zo’n geval niet aansprakelijk worden gesteld, dan komen de kosten op de belastingbetaler neer,” betoogde de raadsman. Volgens hem is de zaak ook principieel: “Anders kunnen waterschappen in Nederland dergelijke kosten straks nergens meer verhalen. Bovendien is het bedrijf verzekerd.”
De bestuursrechter in een eerdere zaak zag dat anders en schold de rekening kwijt. Swieringa trof volgens die rechter geen blaam: de oorzaak van de brand werd nooit vastgesteld en het bedrijf had de vervuiling niet kunnen voorkomen. Ook de raadsvrouw van Swieringa wees er maandag op dat de stoffen tijdens het blussen door de brandweer in de sloot terechtkwamen. “Je kunt toch niet verwachten dat medewerkers van een bedrijf midden in een uitslaande brand de brandweer gaan hinderen? Dat is zelfs strafbaar.”
De Raad van State onderzoekt nu in hoeverre Swieringa aansprakelijk kan worden gesteld en wie de saneringskosten moet betalen. Een uitspraak volgt binnen enkele weken.