Radiomaker Ilaaf Al-Saidi schrijft elke zondag een column over wat haar deze week is opgevallen.
Ik sta in de rij van de Albert Heijn te wachten om bananen en houmous af te rekenen. Tegenover mij beginnen 2 jongens keihard te praten.
‘Ewa, lang niet gezien bro’, zegt de blonde jongen.
‘Faka met die wietprijs dan’, antwoordt de andere jongen met de pet op die te groot is voor zijn hoofd.
Ze geven elkaar een tik met de ellebogen om het coronaproof te houden.
‘Die jeugd van tegenwoordig ook, pff’, zegt een mevrouw die ook in de rij staat, terwijl ze haar grijze haren vastmaakt met een elastiek.
Die reactie van de mevrouw in de rij van de kassa herken ik wel. De afgelopen jaren heb ik namelijk veel les gegeven op het MBO en VO.
Wat mij opviel was dat jongeren vaak straattaal gebruikten onder elkaar. Niet dat ze een taalachterstand hadden, integendeel. Veel van deze jongeren haalden hoge cijfers op het vak Nederlands. Maar door straattaal te gebruiken creëerden ze een band met elkaar, omdat ze elkaar ‘begrepen’.
Veel van mijn collega’s op het MBO en VO wisten vaak niet wat ze met straattaal aan moesten en vermeden het reageren op straattaal als de pest, omdat je dan niet ‘professioneel’ genoeg was.
De eerste dag als docent Engels, toen ik het schoolgebouw inliep, was er een jongen die met zijn groepje stond te roken buiten. Ze keken me nieuwsgierig aan.
‘Faka dan mevrouw’, zei de jongen met een grijns, terwijl hij een hijs nam van zijn sigaret.
‘Ja rustig man, faka met jou?’ antwoordde ik.
Het hele groepje was even stil, en daarna moesten ze in lachen uitbarsten.
Want dát, hadden ze zeker niet verwacht van een docent die zich ‘professioneel’ moet gedragen.