De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) luidt de noodklok. Het samenwerkingsverband hield een landelijke enquête over lokale evenementen, zoals dorpsfeesten en (de wat) kleine(re) festivals. De uitkomst van die rondvraag: veel organisatoren ervaren nogal wat regeldruk van de kant van hun gemeente.
“Wat vroeger in één avond geregeld was, kost nu veertig uur aan papierwerk”, foetert een organisator. Sikko Cazemier van festival Flinke Pink in Leek herkent de problemen. “En dan hebben we het nog niet eens gehad over maatregelen zoals plastic bekertjes, die je apart moet inzamelen, en noem al dat soort dingen maar op”, zegt hij.
Drastisch veranderd
Flinke Pink in Leek is een middelgroot festival: “‘Wij trekken 2500 à 3000 mensen op een avond’, zegt Cazemier. “Maar de voorbereidingen zijn in vergelijking met een paar jaar geleden inderdaad drastisch veranderd. Je moet nu scenario’s tot op de millimeter uittekenen. Cazemier noemt een voorbeeld: de beveiliging. “Als je vroeger duizend man verwachtte, dan huurde je vier beveiligers in. ‘Eén beveiliger op 250 man, prima’, zei de gemeente dan. Nu moet je precies uittekenen wáár al die beveiligers staan en wat ze daar dan doen.”
Regeldruk vermindert enthousiasme
72% van de organisatoren zegt in de LVKK-enquête dat de regeldruk hun enthousiasme vermindert, en bij een deel staat zelfs het voortbestaan van het evenement op het spel. Zo ervaart Cazemier het niet: “Ik ben professional, ze kunnen het krijgen zoals ze willen”, zegt hij, “maar ik kan me voorstellen dat als je nog wat kleiner bent dan wij en je bent vrijwilliger, dat al die rompslomp je weleens wat te veel gaat worden.”
Volgens Cazemier zou het een goede zaak zijn als de gemeente onderscheid zou maken tussen de verschillende evenementen. “Want een verjaardagsfeest waar 250 man op afkomt, is natuurlijk wel wat anders dan een wandelvierdaagse of zoiets.” Daarbij: “De gemeente Westerkwartier sloeg afgelopen jaar ook wel erg door. Los van alle extra voorbereidingen wilden ze op de avonden zelf ook nog meerdere keren overleggen. Twee keer op vrijdag, twee keer op zaterdag en twee keer op zondag. Alsof wij het nog niet druk genoeg hadden. Dat was wel érg veel van het goede.”



