Iets meer dan een kwart van de honingbijenvolken in Groningen heeft de afgelopen winter niet overleefd. De andere twee noordelijke provincies blijven onder het landelijke gemiddelde van 22%. Dat blijkt uit een jaarlijkse enquête onder ruim 3.000 imkers in Nederland, uitgevoerd door onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Al ruim tien jaar wordt er aan de Universiteit Wageningen onderzoek gedaan naar wintersterfte onder bijen en de factoren die hierbij een rol spelen.
“Alles vanaf ongeveer 15 procent noemen we al een behoorlijk hoog sterftecijfer,” zegt WUR-onderzoeker Séverine Kotrschal. “We houden in die cijfers ook rekening met een natuurlijke dood van bijen. Wanneer in Nederland, en ook in omliggende Europese landen, de wintersterfte boven de 20 procent ligt, zien we dat als onnatuurlijk en alarmerend.”
De wintersterfte van honingbijvolken gebeurt in de periode van september tot april en kan verschillende oorzaken hebben. Onderzoeker Kotrschal zegt: “Het kan te maken hebben met weersomstandigheden, gewasbeschermingsmiddelen of een tekort aan voedsel. Ook de varroamijt en virussen die de mijt overbrengt, zijn factoren die een rol spelen bij bijen die de winter niet doorkomen. Bijen hebben geen natuurlijke weerstand tegen de parasiet.” Om echt te weten wat de specifieke oorzaak in Groningen is geweest, moeten er meer onderzoeken gedaan worden. Helemaal nieuw is het niet dat Groningen er in het Noorden bovenuit springt: in de winter van 2023-2024 was er een sterftecijfer van 27,8%, en in 2022-2023 was dat 34,6%. Ook in die winters was het percentage wintersterfte in Drenthe en Friesland lager dan in Groningen.
Bron: RTV Noord/ Dian Oterdoom